Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9392

Datum uitspraak2008-08-27
Datum gepubliceerd2008-08-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3986 WAZ-VV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om als voorlopige voorziening voorschot WAZ-uitkering toe te kennen. Financiële noodsituatie?


Uitspraak

08/3986 WAZ-VV Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van: [Naam verzoeker], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoeker), in verband met het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 april 2008, 06/2205 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: verzoeker en Uwv Datum uitspraak: 27 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Namens verzoeker heeft mr. H. Dreesmann-Bruintjes, advocaat te Honselaarsdijk, een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. Namens verzoeker is een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2008. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. T. Meijer, kantoorgenoot van mr. Dreesmann-Bruintjes, voornoemd. Namens het Uwv is verschenen A.W.G. Determan. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 7 februari 2006 is ongegrond verklaard het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 5 oktober 2005, waarbij het Uwv heeft geweigerd aan verzoeker een uitkering ingevolge de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) toe te kennen, omdat verzoeker niet voldoet aan de in artikel 20, eerste lid, aanhef en onder b, van de WAZ opgenomen voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die waarvoor hij vroeger 52 weken arbeidsongeschikt is geweest voor het verrichten van zijn arbeid, maar welke niet heeft geleid tot toekenning van uitkering omdat hij na die 52 weken niet arbeidsongeschikt in de zin van de wet was. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 7 februari 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Daarbij heeft zij bepalingen gegeven omtrent vergoeding van proceskosten en griffierecht. 3. In hoger beroep heeft het Uwv zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. 4. Namens verzoeker is verzocht een voorlopige voorziening te treffen. 5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling. 5.1. Ingevolge artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als omschreven in artikel 18 van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 5.2. Ten aanzien van de vraag of er in dit geval sprake is van onverwijlde spoed overweegt de voorzieningenrechter het volgende. 5.3. Namens verzoeker is aangevoerd dat de spoedeisendheid is gelegen in het feit dat hij ten gevolge van de weigering van het Uwv om hem een WAZ-uitkering toe te kennen in een financiële noodsituatie is komen te verkeren. Als direct gevolg van het feit dat het Uwv hem bij besluit van 5 oktober 2005 een uitkering heeft geweigerd heeft verzoeker sinds die tijd zonder inkomsten gezeten. Verzoeker is in het bezit van een eigen huis waarop een hypothecaire last rust. De hypotheekverstrekker dreigt met executieverkoop wegens achterstand in de aflossingsverplichtingen. De uitkering van de echtgenote van verzoeker is niet toereikend om aan alle betalingsverplichtingen - zoals gas, water en licht - te voldoen. Familie en vrienden kunnen verzoeker niet langer financieel bijstaan. Nu de rechtbank hem in de aangevallen uitspraak in het gelijk heeft gesteld en het Uwv hoger beroep aangetekend heeft, waardoor de werking van de aangevallen uitspraak is geschorst, is verzoeker van mening dat het in de rede ligt om hem in afwachting van de uitspraak in hoger beroep een voorschot op een WAZ-uitkering toe te kennen. 5.4. De voorzieningenrechter constateert dat verzoeker bij zijn verzoekschrift geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn financiële noodsituatie. Desgevraagd ter zitting heeft verzoeker nauwelijks inzicht verschaft in zijn financiële situatie. De ter zitting gegeven toelichting dat Solvion - een incassomaatschappij van de ABN AMRO Bank - voornemens is rechtsmaatregelen te treffen wegens het uitblijven van afbetalingen op een krediet uit 2005 van € 30.000,-, is niet toereikend. Desgevraagd kon de gemachtigde van verzoeker hierover geen verdere informatie verstrekken. Verzoeker heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat hij door de weigering van de gevraagde arbeidsongeschiktheidsuitkering in een onhoudbare financiële noodsituatie is geraakt. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de echtgenote van verzoeker over enige uitkering beschikt en zij, blijkens hetgeen is vermeld in het verweerschrift, de hypotheek van de echtelijke woning heeft moeten verhogen. 5.5. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de hoofdzaak niet zou kunnen worden afgewacht. 6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. 7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. III. BESLISSING De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af. Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L.N. Nijhuis als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2008. (get.) C.W.J. Schoor. (get.) L.M. Nijhuis. MH